De publieke zorg, waar is die gebleven in het coronageweld?
Lode Wigersma | 15 juni 2020 | Medisch Contact
Nu de eerste rekening kan worden opgemaakt van baten en lasten van corona en lockdown, weten we één ding zeker: de curatieve zorg voor mensen met corona-infectie heeft voorrang gekregen boven al het andere.
Lange tijd wisten we niet veel meer dan dat het virus ernstige ziekte kon veroorzaken. Maar bij wie, bij wie niet en hoe dat dan in zijn werk ging, wisten we niet. We dachten eerst dat deze ernstige vorm zowat iedereen kon treffen. U weet nog, de groepsimmuniteit waar Rutte en RIVM mee kwamen, had daarmee te maken. Dat veronderstelde een enorme verspreiding van het virus. Vandaar de vergaande restricties voor het sociale, culturele en economische verkeer. Maar die verspreiding lijkt nu mee te vallen. De kans op virusoverdracht in de buitenlucht blijkt gering. Kinderen en jongeren worden zelden of nooit ziek.
Met de kennis van nu kunnen we wijsheden debiteren die er aan het begin van de epidemie niet waren. Dat is makkelijk. Wel ben ik verbaasd dat van meet af aan alléén de curatieve coronazorg alle ruimte en aandacht heeft gekregen. En dat terwijl we zo weinig wisten van het gedrag van het virus, en de publieke en extramurale zorg met minstens even grote uitdagingen te maken kreeg. We konden zien aankomen dat de lockdown zoveel andere ellende voor welzijn en gezondheid zou veroorzaken. De belangrijkste adviseurs en bepalers van het beleid en de media gaven er geen blijk van dat naast het curatieve, ook het sociaal-medische en het publieke belang zorgvuldig werden meegenomen en afgewogen. Natuurlijk moesten en moeten we onze kwetsbare mensen met corona-infectie redden, maar waarom zijn de deskundigen uit het sociaalgeneeskundige domein niet direct aangesloten, om onze landsbestuurders te adviseren over die aspecten die niet in ziekenhuizen en wel in allerlei, deels nieuwe, kwetsbare groepen speelden?
Met sociaalgeneeskundige adviseurs bedoel ik niet de topmensen van het RIVM; zij zijn wetenschappelijk adviseurs van de regering inzake de infectie, en zij moesten het met schaarse gegevens en modellen doen. Ik bedoel de artsen maatschappij en gezondheid (M&G), die in allerlei sectoren van de publieke gezondheidszorg werken en zien wat er daar gebeurt, welke risico’s optreden in het voetspoor van corona. Risico’s die bij elke gezondheidscrisis kunnen optreden. Artsen M&G zien welke mogelijkheden er waren voor preventie en vroegtijdig handelen. Zij werken hard onder moeilijk omstandigheden: geldgebrek, personeelsgebrek, gebrek aan materiaal voor bescherming, voor testen, voor contactopsporing. Ze werken vaak onzichtbaar voor het publieke oog. Avondenlang zagen we virologen en ic-artsen in praatprogramma’s op tv en was er nauwelijks aandacht voor de publieke en extramurale zorg. Als we achter die façade kijken zien we karige, veelal uitgeklede, publieke gezondheidsvoorzieningen en weinig interesse in het tijdig signaleren en voorkómen van dergelijke ernstige gezondheidscrisissen.
Het is te hopen dat de terechte lessen die we moeten trekken uit deze coronacrisis ook beklijven. Zoals de les dat onze publieke zorg goud – en dus ook meer overheidsgeld – waard is. Want we kunnen zeker een volgende viruspandemie verwachten, en andere bedreigingen voor de volksgezondheid.