Lucy Smit en Maartje Verhoeven: “Mooiere preventie kun je niet bedenken”
De eerste duizend dagen zijn cruciaal voor de rest van je leven. Als preventie dus érgens enorme impact heeft, dan is het wel in de jeugdgezondheidszorg. Aios M+G/jeugdgezondheid Maartje Verhoeven en haar opleider arts M+G /jeugdgezondheid Lucy Smit vertellen wat ze nodig hebben om daarin het verschil te maken.
Jullie zijn allebei jeugdarts en zien kinderen in de spreekkamer van het consultatiebureau. Wat houdt dat werk precies in?
Maartje: ‘We brengen in kaart hoe het met een gezin gaat. We screenen baby’s op medische ziektes, heupdysplasie, de ontwikkeling van de schedel en genitaliën, het hart, de ogen. Maar dat niet alleen: we vragen ook aan ouders hoe het met hen gaat, daarmee screenen we op postnatale depressies. En natuurlijk adviseren we ouders op het gebied van voeding, voorkeurshouding, vitamines.’
Lucy: ‘We kennen het belang van een Kansrijke Start: de eerste duizend dagen zijn cruciaal voor de rest van je leven. Als je daar het goede zaadje plant, de goede dingen doet, heeft dat levenslang effect. Als JGZ mogen wij aan die eerste duizend dagen een bijdrage leveren. Dat is geniaal. Mooiere preventie kun je niet bedenken.’
Als jeugdarts ben je dus al volop bezig met preventie. Wat is de toegevoegde waarde van de specialisatie tot arts M+G?
M: ‘De opleiding tot jeugdarts is gericht op het individu in de spreekkamer. Daar zit het contact met het kind, wat voor mij een onmisbaar onderdeel van mijn werk is. In de spreekkamer signaleer je dat er meer cariës voorkomt bijvoorbeeld, of dat meer kinderen slechte ogen krijgen. Als arts M+G kun je dan uitzoomen: wat hebben we als maatschappij, als gemeenschap, nodig om dit terug te dringen of zelfs voor te kunnen zijn? Dat zet je neer op een ander niveau, in samenwerking met bijvoorbeeld VWS, om waar te maken of te onderzoeken wat je in de spreekkamer tegenkomt.’
L: ‘Je kijkt dus verder dan je spreekkamer, maar je gaat ook over een overkoepelende manier nadenken over dingen die je ín je spreekkamer doet. Het beïnvloedt je manier van kijken, manier van werken, je alertheid op het vinden van overeenkomsten, analyses die je erop los kunt laten. Als je iets opvalt, denk je als arts M+G: ‘Misschien moeten we dat meten, onderzoeken, kijken of dat op andere plekken ook zo is’. In de opleiding tot arts M+G, die Maartje nu doet, leer je nog meer hoe je verandering tot stand kunt brengen, hoe je iets nieuws kunt implementeren, je leert onderzoek doen. Dat is belangrijk: de jeugdgezondheidszorg moet meebewegen met de maatschappij. Je moet innoveren, blijven denken aan kwaliteit. Je blijven afvragen: doen we nog de goede dingen, op het goede moment? Elke dag lees ik wel iets in de krant waarvan ik denk: wat doen wij daarin? Kunnen we daar iets in betekenen?’
Wat voor veranderingen hebben jullie al teweeg kunnen brengen?
Lucy: ‘Op landelijk niveau: het rechtstreeks verwijzen, bijvoorbeeld als er hoog risico is op heupdysplasie of als iets in de familie voorkomt. Vroeger moest dat verwijzen via de huisarts, nu kunnen wij dat zelf doen. Een ander voorbeeld: bij slechts 1 op de 8 mensen die coeliakie hebben, wordt dat ontdekt. Met het LUMC, waar ze groot onderzoek naar coeliakie doen, hebben we gekeken wat er gebeurt er als je heel actief naar zoekt. Door dat op het consultatiebureau te doen, hebben we zestig kinderen gevonden die het bleken te hebben, zonder dat ze het wisten. Als je coeliakie op tijd opspoort, kun je groeiachterstand, een grote scharkering aan medische problemen en schooluitval voorkomen. En ouders veel gedoe besparen. Binnen onze organisatie zoeken we nu dus actief naar coeliakie.’
Maartje: ‘Met Radboud MC onderzoeken we het maken van echo’s op het consultatiebureau. Het onderzoek met de hand, naar heupdysplasie, is het beste dat we hebben, maar we missen er ook kinderen mee. Anderzijds verwijzen we kinderen onnodig naar het ziekenhuis. Als we zelf echo’s kunnen maken, zou dat in de toekomst kunnen betekenen dat we kinderen met risico niet hoeven te verwijzen. En kinderen die we met de hand onderzoeken nu een echo geven. Zo kunnen we meer opsporen. Dat is een mooi voorbeeld van juiste zorg op de juiste plek.’
Hoe zou jeugdgezondheidszorg eruitzien als jullie het zelf zouden mogen bepalen?
Lucy: ‘Dan zouden we meer armslag krijgen. Er is financieel niet veel ruimte voor innovatie, om dingen te verbeteren, uit te proberen – eventueel te laten mislukken. We roepen allemaal heel hard: ‘voorkomen is beter dan genezen’, maar de politiek investeert daar niet genoeg in. We repareren dus vooral aan het eind van de rit wat niet meer te repareren valt. Er gaat astronomisch veel geld naar curatie. Als je de helft van dat budget aan preventie geeft, heb je bij curatie veel minder nodig.
In de ideale wereld krijgen we ook een grotere plek, worden we meer herkend door collega’s als zijnde een hele waardevolle start van het leven. We kunnen zoveel meer voor elkaar betekenen. Maar daar is zichtbaarheid voor nodig, weten wat we als jeugdarts / arts M+G doen, samen iets willen veranderen. Zo’n voorbeeld als dat coeliakie-onderzoek: dat doen alleen wij, niet alle consultatiebureaus in Nederland. Er moet veel bewogen worden om dat landelijk te implementeren. Daarin kan de opleiding van Maartje ook veel betekenen.’
Maartje: ‘Ook voor het neerzetten en opvolgen van die innovatie die je ontwikkeld hebt, heb je inderdaad de opleiding nodig. Dat zorgt ook voor professionalisering van ons vak en dat maakt het vak aantrekkelijker. Ik ben overtuigd van het belang van goed opleiden. In ons vak moeten er gedreven mensen in het veld zitten én gedreven mensen die zich willen bezighouden met beleid en innovatie. Ik doe het als arts M+G allebei: ik blijf in de spreekkamer werken, zodat ik wat ik daar zie kan vertalen naar beleid of onderzoek.’
Lees meer over het programma Kansrijke Start.