‘We willen werken aan de gezondheid van generaties van morgen.’ | Dubbelinterview met Martine de Bruijne en Lilian van der Ven

Sinds kort heeft KAMG een eigen wetenschapscommissie, die onderzoek binnen het vakgebied van de arts M+G in kaart wil brengen, wil verbinden, versterken én zichtbaarder wil maken. Commissieleden Lilian van der Ven en Martine de Bruijne (beiden arts M+G) vertellen waarom dat juist nu zo enorm belangrijk is. 

Lilian is preventiecoördinator bij het UMC Utrecht en net begonnen aan haar promotieonderzoek naar effectief regionaal samenwerken aan preventie. Ze is vicevoorzitter van de wetenschapscommissie. 

Martine is Hoogleraar Kwaliteit van zorg aan de VU en directeur van het Amsterdam Public Health onderzoeksinstituut (APH). Zij is voorzitter van de wetenschapscommissie. 

Waarom zetten jullie je in voor deze wetenschapscommissie?
Martine: ‘De maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan zijn heel groot. We hebben te maken met enorme vergrijzing, een groot personeelstekort, digitalisering, urgente klimaatveranderingen én de kans is groot dat er nog eens een pandemie voorbijkomt. Ik denk dat dit echt het moment is om dingen anders te gaan doen in de maatschappij, door meer in te zetten op gezondheidsbevordering en preventie met prioriteit voor de mensen met de grootste gezondheidsachterstand. Voor artsen M+G ligt er een grote kans om bij te dragen aan de vormgeving van die verandering. Artsen M+G zijn goed op de hoogte zijn van wat er speelt in de praktijk. En als je dingen anders gaan doen, wil je je het liefst baseren op kennis, op evidentie. Je wil gebruik maken van onderzoek dat is gedaan, in Nederland en in andere landen. En er wordt veel onderzoek gedaan, maar het is nog niet goed genoeg verbonden met de beroepspraktijk van de sociale geneeskunde. De versnippering is groot. Dat is voor mij reden om te kijken: wat kan KAMG doen om het veld beter te verbinden? Er zit zoveel  praktijk- en onderzoekservaring bij sociaal geneeskundigen, en het kan zoveel zichtbaarder en waardevoller worden door verbinding. Dat hebben we nodig. Niet om rijk of beroemd te worden, maar om mee te bouwen aan een gezonde toekomst.’

Lilian: ‘Inderdaad: het is noodzakelijk om onderzoekservaring te verbinden en samen te werken om te laten zien welke kennis we in huis hebben. Ik zie zoveel potentie en noodzaak om in te zetten op preventie en als arts M+G zijn we daar experts in.’  

Hoe staat het precies met onderzoek op het gebied van publieke gezondheid?
Lilian: ‘Ik merk dat daar steeds meer aandacht voor komt in de UMC’s die ik ken, maar dat de focus nog altijd ligt op onderzoek in de curatieve zorg en niet op preventie. De kanteling is gaande, maar het kan beter. Daar hebben we als artsen M+G zelf ook een rol in: we kunnen gaan zitten wachten tot er meer geld en aandacht komt voor ons onderzoek, maar we kunnen ook zélf beter met elkaar gaan delen wat we al doen en samen kijken waar de hiaten zitten. Zodat we daar in onderzoek gericht aan kunnen werken.’

Martine: ‘Artsen M+G doen ook gewoon een medische opleiding: er zijn volop goede onderzoekers die promoveren en er zijn veel hoogleraren op het terrein van de sociale geneeskunde. Binnen ons onderzoeksinstituut zie je dat ook: we zijn topproducers als het gaat om wetenschappelijke publicaties, dragen bij aan heel veel richtlijnen en we werken samen in academische werkplaatsen. We zijn als onderzoeksinstituut verbonden aan een UMC, waarbij onze rol vooral buiten het ziekenhuis ligt, bij de bevolking. De onderzoekers komen van veel verschillende opleidingen.
Artsen M+G werken vaak buiten de universiteit en het UMC, bijvoorbeeld bij het RIVM of een GGD en zijn daardoor minder zichtbaar in de UMC’s. Zij zouden voor onderzoek veel beter verbonden kunnen worden aan bestaande universitaire onderzoeksinstituten. In alle Nederlandse universiteitssteden ligt een enorme vruchtbare basis aan gezondheidswetenschappelijk onderzoek, waar artsen M+G bij aan kunnen sluiten, zodat ze hun praktijk- en onderzoekservaring nog beter kunnen benutten’  

Lilian: ‘Dat aios M+G sinds een paar jaar wetenschappelijke stages doen binnen een academische omgeving, geeft overigens een enorme boost. Vaak blijven ze onderzoek combineren met hun werk in de praktijk, waardoor vanzelf verbinding ontstaat.’ 

Wat is de grote meerwaarde van onderzoek voor de publieke gezondheid?
Lilian: ‘Het onderzoek dat wij doen is gericht op het verbeteren van de praktijk en heeft dus effect op alle Nederlanders. We kijken hoe we gezondheidsverschillen kunnen verkleinen en de output bestaat niet alleen uit wetenschappelijke artikelen, maar ook uit adviezen die in het gemeentebeleid worden overgenomen en signalen die we aankaarten bij organisaties, waardoor we bijdragen aan de gezondheid van mensen. Aios M+G mogen eigen onderzoeksonderwerpen aandragen en komen bijna altijd met onderwerpen die ze in de praktijk tegenkomen. Die aansluiting is van grote meerwaarde.’ 

Wat voor onderwerpen zijn dat?
Lilian: ‘Vaak gaat het vooral over de rol van de arts M+G. Er verandert veel in het zorglandschap en eigenlijk is dat een hele gunstige beweging voor artsen M+G. Veel aios vragen zich af: hoe kan ik daar mijn rol in pakken?’ 

Martine: ‘Precies. In de opleiding tot arts M+G leer je hoe je beleid maakt, hoe je afstemt met andere partijen en begrijp je welke grote uitdagingen er liggen binnen de volksgezondheid. Dat is echt ons domein en daar kunnen we veel in betekenen.’ 

Waar liggen de grootste uitdagingen binnen de volksgezondheid?
Martine: ‘De topper is de gezondheidsongelijkheid die in Nederland steeds groter wordt. We bereiken met preventie vooral mensen in de samenleving die het al aardig goed doen, maar juist mensen bij wie echt grote gezondheidswinst te behalen valt met preventie, zijn moeilijk te bereiken. Daarvoor moet je naar de hele sociale context kijken en die verbeteren. Er zijn zoveel mensen die zichzelf nu net niet kunnen redden en een matige gezondheid hebben, bijvoorbeeld omdat gezondheidsproblemen zoals een ongezonde woning, geen of ongezond werk, lage gezondheidsvaardigheden of een zwak sociaal netwerk zich opstapelen. Daar valt veel winst te behalen: we hebben -plat gezegd- ordinaire tekorten in Nederland en gaan af op een zorginfarct. We hebben iedereen nodig de komende dertig jaar. Daarom zullen we ons moeten richten op de groep die we nu laten liggen en veel verstandiger gaan kijken naar de mensen in de meest kwetsbare omstandigheden. Als we hen kunnen bereiken, kunnen we misschien gezondheidsproblemen bij die mensen voorkomen of verhelpen en als dát lukt, kunnen die mensen beter meedraaien in de maatschappij. Een soort winstverdubbelaar die je bij andere groepen niet hebt.’

Lilian: ‘Die winst is eigenlijk zelfs driedubbel, want mensen met de slechtste gezondheid, zijn ook mensen die de meeste zorgkosten maken. Ook dat zou je kunnen voorkomen als je die doelgroep niet vergeet.’ 

Martine: ‘Een ander heel belangrijk thema om over mee te denken als arts M+G is de gezondheid van de mensen na ons: future generations. De dreigingen vanwege klimaatverandering voor de generaties na ons zijn dusdanig dat we ons moeten afvragen of wij zelf nu niet een tandje minder moeten doen. Dat vinden we over het algemeen niet aantrekkelijk, dus het is moeilijk om die verandering teweeg te brengen zonder systeemverandering. Juist als arts M+G zijn we gewend om vanuit preventie te denken, met de blik vooruit. Wij kunnen als geen ander uitleggen hoe en waarom je iets moet doen voor het probleem echt ontstaat. Gedrag is vaak beter te beïnvloeden door het aanpassen van de omgeving dan door het aanspreken van mensen op hun gedrag. Door nu iets te doen, kunnen we de omgeving en systemen veranderen. En daar hebben vooral de komende generaties dan profijt van.’ 

Wat kan een arts M+G doen om onderzoek ook echt in te bedden in de praktijk, bijvoorbeeld in beleid of richtlijnen die bijdragen aan die veranderingen?
Lilian: ‘Dat is bij uitstek waar wij voor worden opgeleid. We leren om dieper in te gaan op de problemen die we signaleren en alle stakeholders daarbij te betrekken, zodat het probleem gehoord wordt en ons advies in beleid wordt opgenomen. Wij zoeken veel samenwerkingen op, met de gemeenten, GGD’en en andere instanties. Daardoor merken we dat onze bevindingen makkelijker meegenomen worden. En zeker als we dat wetenschappelijk onderbouwen, zien beleidsmakers het belang ervan in.’ 

Een van de eerste grote activiteiten van de commissie wordt de Wetenschapsdag, volgend najaar. Wat kunnen we daarvan verwachten?
Martine: ‘De aanloop naar die dag wordt eigenlijk het belangrijkst. Door die samen in te vullen, breng je samen in kaart wie wat onderzoekt, op welke sociale en gezondheidsaspecten die aangrijpt welke vragen en thema’s er centraal moeten staan, en welke kennis er al ligt en hoe we die op de juiste plek krijgen.

Lilian: ‘Door met verschillende M+G disciplines een wetenschapsdag te organiseren, kom je veel makkelijker tot elkaar en tot belangrijke, overkoepelende thema’s die bij alle profielen spelen.’  

Martine: ‘Het zou ook heel chic zijn als de onderzoeksinstituten binnen alle UMC’s vertegenwoordigd zijn op die dag, zodat artsen M+G beter in beeld krijgen en samenwerking kunnen verkennen. We gaan niet de revolutie organiseren. We gaan bestaande kennis en kunde verbinden en kijken waar we waarde kunnen toevoegen. We willen werken aan de gezondheid van de generaties van morgen en overmorgen. Die tijd is nu, het is zo noodzakelijk. Het vak is breed, en we hebben allemaal een puzzelstukje in huis om aan de grote gezondheidspuzzel aan te leggen.’